Momentum.
Ineens is zo’n woord er. Een paar jaar geleden een aarzelende entree, nu een virus.
Het momentum van Epke en Ranomi. Zij grepen hun kans. Dat grijpen van die kans is duf. Momentum is 2.0.
Ranomi won twee keer goud. Had zij haar momenta?
Kantelmoment.
‘Meneer Van Gaal, wat was het kantelmoment in de wedstrijd tegen Hongarije?’
Bij de verkiezingen kwamen beide woorden samen.
Hét kantelmoment was het moment dat het kantelmoment zijn momentum had: het moment dat Diederik Samsom zich verhief boven de kibbelaars Rutte en Roemer. Diederik sloeg zijn slag. Hij profiteerde van de onachtzaamheid van de tegenstrevers. Diederik had zijn momentum en veroorzaakte een kantelmoment.
Het kantelmoment kon bij mij niet meer stuk. Dol op het woord tuurde ik op verkiezingsavond uren naar de tv. Ongeduldig wachtend op het kantelmoment van Roemer, Buma en Sap. Konden zij ook wat Samsom kon? Waar bleef hun momentum?
Goeroe en opperduider Ferry Mingelen werd geraadpleegd. Zit er nog een kantelmoment in, Ferry? Ferry meende van niet, hij dacht dat de VVD het momentum had. Ah toe, een kantelmomentje dan? Nee, vonniste Ferry.
De trommel was leeg, de koek was op. Het kantelmoment was moe naar bed gegaan. Ik deed hetzelfde, ook mijn momentum was voorbij.
Kantelmoment. Het wachten is op de volgende wedstrijd van het Nederlands elftal, als Van Persie eindelijk weer eens zijn momentum heeft.
Woord van 2013: kantelmomentum.