Marcel_bg.jpg

FotoWolkers1Tien jaar geleden, op 19 oktober 2007, overleed schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers. Aanleiding voor veel geschal in de media. Een speciale Wolkersuitzending bij De Wereld Draait Door, een heel katern in de Volkskrant en, natuurlijk op 19 oktober 2017, de verschijning van Het litteken van de dood, de Wolkersbiografie van Onno Blom. Omdat het boek er nog maar een paar dagen is, heb ik het nog niet gelezen. In heel korte tijd lukt dat ook niet, het is een kloek werk van 1168 bladzijden. Denk niet dat zo’n omvang ongewoon is. Generatiegenoten W.F. Hermans en Gerard Reve kregen een biografie (Hermans in twee en Reve in drie delen) van respectievelijk bijna 2000 en 2400 bladzijden.



Jan Wolkers werd als schrijver beroemd (en berucht) toen ik van jochie puber werd, in de jaren 60/70, en fenomenen als gezag, seksuele moraal en geloofsbeleving op de schop gingen. Met woeste halen brak Wolkers uit de benauwdheid van zijn gereformeerde jeugd. Weg met de voorschriften en geboden van de benepen geesten, omarm de schoonheid en de geneugten des levens, leef alsof de dood je op de hielen zit, hield hij de lezer voor. Dat ging er bij de jeugd in als Gods woord in een ouderling, om het maar eens gereformeerd uit te drukken.

Ik kan me niet herinneren dat op onze brave katholieke middelbare school – met paters aan het bewind – moeilijk werd gedaan over Wolkers. Ook niet toen we in de vierde of vijfde klas bij Nederlands in groepjes werden ingedeeld om een presentatie te houden over een Nederlandse schrijver. Mijn groepje koos Wolkers, ik deed Terug naar Oegstgeest, zijn beste boek, vind ik nu nog. Onze leraar, die ons altijd halfschertsend begroette met ‘Beminde discipelen…’, vond wat Wolkers schreef eigenlijk geen literatuur. Banaal en vulgair was het, zeker geen Couperus of Vestdijk, zijn literaire boegbeelden. Maar hij accepteerde onze keuze en gaf ons het cijfer waarop we recht meenden te hebben.

Wolkers’ vrijheidsdrift was iets wat ons pubers mateloos boeide. Maar ook zijn beschrijvingen van de ondoorgrondelijke wetten van de protestantse orthodoxie waren voor mij niets minder dan ontdekkingsreizen naar verre, onbekende oorden. Dat maakt voor mij ook de boeken van Maarten ’t Hart nog altijd onweerstaanbaar.

Na de middelbare school wilde ik naast mijn studie Nederlands ook mijn lerarenbevoegdheid halen, een apart traject. De stage daarvoor deed ik samen met een studiegenoot op een christelijke scholengemeenschap. Een lessenreeks literatuur leek ons wel wat. De leraar die ons begeleidde, waarschuwde ons: een klein deel van de leerlingen en hun ouders behoorde tot de rechtzinnigen, bij sommige schrijvers was hun toorn snel gewekt. Zelf had hij laatst in de klas iets van Wolkers voorgelezen. Dezelfde avond had hij een vader aan de telefoon gehad, over bijbelse waarden en de schuttingtaal van Wolkers, een gesprek dat eindeloos duurde. Ten einde raad had de leraar gezegd: ‘schuttingtaal’ moet u letterlijk nemen, die woorden bestaan helaas, je ziet ze vaak op schuttingen hier in de stad. ‘Meneer de leraar, wij komen niet in de stad.’

Wolkers’ boeken hebben zes films opgeleverd, vijf Nederlandse en een Zweedse. Eigenlijk gaat het altijd over die ene, Turks Fruit, met ruim 3,3 miljoen bezoekers de succesvolste Nederlandse film. Als ‘beste Nederlandse film van de twintigste eeuw’ kreeg Turks Fruit een speciaal Gouden Kalf. Zeventien was ik toen de film uitkwam, ik ging meteen naar de bioscoop. Een sensatie, zeker voor jongeren in de gevoelige leeftijd. Niet in het minst ook door de mondharmonica van Toots Thielemans.
Mijn opa en oma vertelden dat vrienden van hen Turks Fruit ook hadden gezien. Hoewel er misschien iets minder …eh, jeweetwel… in had gemogen, hadden ze hem prachtig gevonden. Ik wist niet goed wat ik met die recensie aan moest: een film die de seksuele revolutie moest uitdragen, maar die door vrienden van mijn opa en oma mooi werd gevonden. Dat was nou ook niet de bedoeling.

Eén keer heb ik Wolkers kort mogen spreken. In 2005 had hij het boekenweekgeschenk, Zomerhitte, geschreven en ging hij er, volgens goed gebruik, de hele boekenweek mee door het land. Dat hebben de organisatoren geweten. Wolkers was, door zijn optredens op tv (De Achtertuin van Jan Wolkers) en zijn leeftijd, uitgegroeid tot Nederlands populairste oom. Iedereen wilde zijn handtekening, de rijen voor de boekhandels waren eindeloos. Het werd een grootse afscheidstournee, een laatste eerbetoon aan de Schrijver des Vaderlands. Wolkers moet het zelf ook zo hebben gevoeld. De woest-viriele verschijning was veranderd in een broos, kwetsbaar mannetje. Maar nog altijd was hij goedgemutst en iedereen die voor een handtekening bij zijn tafel kwam keek hij nieuwsgierig aan. Zelf handtekeningen zetten ging niet meer, van zijn handtekening, met een haantje erbij, had hij een stempel gemaakt.

Zo’n stempel wilde ik ook. Toen ik eindelijk bij Wolkers’ tafel kwam, legde ik het boekje voor hem neer. Ik had het al gelezen, het verhaal in Zomerhitte speelde zich overduidelijk af op een Waddeneiland, maar een naam werd niet genoemd. Als Waddenliefhebber vroeg ik hem of hij een specifiek eiland op het oog had gehad. Nee hoor, antwoordde Wolkers, het is een mengeling van Waddeneilanden, van het ene dit, van het andere dat. Hij babbelde vrolijk verder, terwijl ik stiekem en ongerust de gigantische wachtrij monsterde...
Een geboren verteller.


Rest mij nog één ding: de biografie lezen.